donderdag 21 december 2017

Tien verschillen tussen alfa's en bèta's


Laatst aangepast op 28/12/2017 om 23:02.


De vraag waar het in deze blog steeds om draait, is: hoe werkt discriminatie? Wie zich dat afvraagt, merkt dat discriminatie onlosmakelijk verbonden is met agressie. Wie die vraag dus beantwoordt, krijgt als bonus ook meteen de verklaring voor agressie (andere mensen onnodig beschadigen, geweld, doodslag, moord, oorlog en genocide) meegeleverd.

Vervolgens komt het inmiddels beschikbare empirisch wetenschappelijke onderzoek op dit gebied ons te hulp. Om te beginnen kan de geneigdheid tot discriminatie en agressie al behoorlijk lang gemeten worden via bevooroordeeldheid (prejudice). Dat is mooi, want zonder meetinstrument kom je niet ver.

Ten derde zijn er twee variabelen ontdekt, autoritarisme (RWA-schaal) en sociale dominantie (SDO-schaal), die samen discriminatie en agressie vrijwel volledig voorspellen. Men beschouwt deze variabelen daarom als de oorzaken van discriminatie en agressie.


Het soortenmodel

Deze twee variabelen samen leveren een bepaalde structuur op voor iedere moderne samenleving: het (vereenvoudigde) soortenmodel. Wanneer we een aantal mensen willekeurig selecteren en bij elkaar zetten, ontstaat naar verloop van tijd een machtige groep met aan het hoofd een Grote Leider. Om hem heen zijn adjudanten: de elite. Daar weer omheen zijn 'gewone' aanhangers.

Zijn aanhang (de mensen die op hem stemmen en hem aan de macht helpen, dus de elite en de gewone aanhangers) heeft twee verschillende motieven. Het eerste motief (autoritarisme) is dat ze lid willen zijn van een machtige groep. Dat biedt bescherming, levert gezelligheid, een sociaal vangnet en vaak ook inkomsten. Het tweede motief (sociale dominantie) is dat ze macht willen. Macht levert naast status ook andere dingen zoals rijkdom en seks.

Zo ver mogelijk van de Grote Leider af, krijgen we de mensen die niet sociaal dominant en niet autoritaristisch zijn, de zogenaamde double-lows of bèta's, die de productie verzorgen en de praktische problemen oplossen.

Precies aan de andere kant van het spectrum, dus de elite van de Grote Leider, vinden we de double-highs of alfa's. Dit zijn de mensen die op beide motieven hoog scoren. Ze zijn zowel sociaal dominant als autoritaristisch. Dit zijn de mensen die het sterkst worden aangetrokken door de Grote Leider.

Dankzij ons meetinstrument, kunnen we zeggen, hoe het met de geneigdheid tot discriminatie/agressie zit. De Grote Leider met zijn elite is uitermate agressief. Wat dan komt, de volgelingen/gelovigen zijn minder agressief en minder geneigd te discrimineren. De mensen die de productie verzorgen, de double-lows, zijn niet of amper agressief.

De Grote Leider moet zijn elite en zijn volgelingen/gelovigen op een of andere manier in leven houden en wil zelf ook royaal leven. Hij laat dus productie weghalen bij de double-lows. Discriminatie en agressie hebben dus een functie voor de Grote Leider en zijn aanhang en leveren hun veel op.


Volgende vraag s.v.p.

Zonder aanhangers is de strongman iemand die zijn keel op een kist staat schor te schreeuwen. Hoe komt de Grote Leider aan zijn aanhang? Hij vertelt een 'mooi' verhaal dat inhoudt dat zijn aanhangers een prachtig leven zullen krijgen en dat specifieke minderheidsgroepen niet deugen en een kopje kleiner moeten worden gemaakt.

Wie gelooft dat verhaal? Wie zijn precies de mensen die zich achter de strongman stellen en hem aan de macht helpen. Dat was de grote vraag in het empirische discriminatie-onderzoek na de Tweede Wereldoorlog.

Inmiddels lijkt het antwoord duidelijk op basis van de variabelen die het enthousiasme voor Trump voorspellen: sociale dominantie en autoritarisme. Maar die twee samen voorspellen vrijwel perfect bevooroordeeldheid (prejudice). Verder past dit resultaat ook perfect en logisch in het soortenmodel en werkt daar een oneffenheid weg.

Het probleem in het soortenmodel waar ik op doel, is het volgende. De Grote Leider, zelf meestal een double-high, werd geacht vooral autoritaristen (volgelingen/gelovigen) aan te trekken. Verder lijkt duidelijk dat double-highs en double-lows niet goed samengaan. Er ontstaat daardoor een machtige groep en een collectie individuele double-lows. Het probleem dat overbleef was de vierde soort mensen: niet autoritaristisch, wel sociaal-dominant. Waar bleven die?

Bij een dubbele aantrekkingskracht van een strongman worden ze door hun brandende drive om de top te bereiken ook door hem aangetrokken. Niet omdat ze in hem geloven, maar omdat hij degene is met macht, die de banen en het geld verdeelt en een bepaalde veiligheid oplevert.

Het vereenvoudigde soortenmodel levert dus keurig een samenleving op met drie hoofdlagen. Bovenaan de elite, bestaande uit alfa's, dan een tussenlaag en tenslotte een onderlaag van bèta's voor het werk en het oplossen van problemen.

Het antwoord luidt dus kennelijk: bevooroordeeldheid.

Dit is echter de maat die we ook gebruiken om discriminatie en agressie te meten. Dat is natuurlijk wat onbevredigend. We proberen agressie te verklaren en vinden dan dat agressie de variabele is die agressie het beste verklaart.

Wat nu? Kennelijk is bevooroordeeldheid de variabele waar alles om draait. Het probleem is dan een verklaring te vinden voor de vraag, waarom sommige mensen bevooroordeeld zijn en anderen niet. 


Tien kenmerken van bevooroordeeldheid

Laten we beginnen met te kijken naar bevooroordeeldheid. Wat denken we te weten over bevooroordeeldheid? Die vraag kan ook geformuleerd worden als: wat zijn precies de verschillen tussen alfa's (bevooroordeeld) en bèta's (onbevooroordeeld)?

1. Bevooroordeeldheid wordt gebruikt als maat voor discriminatie/agressie. Discriminatie en agressie beginnen met het uiten van vooroordelen.

2. Bevooroordeeldheid voorspelt vrijwel volledig het enthousiasme voor de strongman. Bevooroordeeldheid is de kracht waarmee de strongman mensen aantrekt.

3. Bevooroordeeldheid is de variabele die de alfa-cultuur (double-highs) zuiver onderscheidt van de bèta-cultuur (double-lows). Men zou het kortweg ook de alfafactor kunnen noemen (alfa's scoren hoog). 

4. Bevooroordeeldheid kan ook opgevat worden als maat voor geloof/irrationaliteit.

5. Bevooroordeelde mensen denken vooral dogmatisch (vanuit hun ik, van binnen naar buiten) in plaats van inductief (vanuit de empirie, van buiten naar binnen).

6. Bevooroordeelde mensen denken, spreken en schrijven vooral in mands (commando's) in plaats van tacts (beschrijvingen).

7. Bevooroordeelde mensen hanteren vooral subjectieve waarheid in plaats van feitelijke waarheid.

8. Bevooroordeelde mensen zijn vooral gericht op mensen en niet op de harde natuur.

9. Bevooroordeelde mensen willen bij de groep horen (autoritarisme).

10. Bevooroordeelde mensen willen status en macht, willen de baas zijn (sociale dominantie).


De grote vraag die nu nog over is. Hoe komt het dat alfa's het verhaal van de strongman automatisch wel geneigd zijn te geloven, terwijl bèta's daar automatisch niets van moeten hebben? Hoe luisteren bevooroordeelde personen in verhouding tot onbevooroordeelde personen?


Geen opmerkingen:

Een reactie posten